De Joodse godsdienst verboden
1 Niet lang daarna stuurde de koning de Athener Geron om de Joden te dwingen de tradities van hun voorouders af te zweren en niet langer naar Gods voorschriften te leven. 2 Door zijn toedoen werd de tempel in Jeruzalem ontwijd en genoemd naar Zeus Olympius, terwijl de tempel op de Gerizim op verzoek van de plaatselijke bevolking aan Zeus Xenius werd gewijd. 3 De schaamteloze verdorvenheid nam hand over hand toe. 4 Vreemdelingen namen de tempel in bezit en hielden er liederlijke braspartijen. Ze vermaakten zich met hoeren, hadden binnen de heilige muren gemeenschap met vrouwen en namen allerlei ongepaste zaken mee naar binnen. 5 Het altaar werd volgezet met goddeloze offergaven die strijdig waren met de voorschriften. 6 Het was niet langer geoorloofd om de sabbat in acht te nemen, de traditionele feesten te vieren of er zelfs maar voor uit te komen dat men Jood was. 7 Onder harde dwang werden de Joden verplicht om elke maand op het geboortefeest van de koning deel te nemen aan heidense offermaaltijden, en tijdens het feest ter ere van Dionysus moesten ze met klimop omkranst meelopen in de optocht voor Dionysus. 8 Op voorstel van Ptolemeüs werd in de omringende Griekse steden een decreet uitgevaardigd van soortgelijke strekking, waarin stond dat de Joden moesten deelnemen aan de heidense offermaaltijden 9 en dat wie niet bereid was om de Griekse levenswijze over te nemen, ter dood moest worden gebracht. Hoe moeilijk de tijden voor de Joden waren geworden, bleek wel 10 toen twee vrouwen werden opgebracht omdat ze hun zonen hadden laten besnijden: met hun zuigelingen aan hun borsten gehangen werden ze publiekelijk door de stad gevoerd en ten slotte van de muur naar beneden gegooid. 11 Een andere keer waren mensen vlak buiten de stad in grotten bij elkaar gekomen om heimelijk de zevende dag te vieren. Zij werden aan Filippus verraden en deze liet hen allen levend verbranden; want uit eerbied voor de heilige dag hadden ze zich niet willen verdedigen.

12 Ik roep mijn lezers op om zich door deze tragische gebeurtenissen niet te laten afschrikken, maar te bedenken dat deze straffen niet de ondergang, maar de opvoeding van ons volk ten doel hadden. 13 Het is immers een teken van grote goedheid wanneer zondaars niet te lang hun gang kunnen gaan, maar onmiddellijk worden gestraft. 14 De Heer heeft namelijk besloten ons anders te behandelen dan de andere volken: bij hen wacht Hij rustig met straffen tot ze de maat van hun zonden vol hebben gemaakt, 15 maar ons straft Hij al voordat we dat punt bereikt hebben. 16 Ons ontzegt Hij dus nooit zijn barmhartigheid; Hij laat zijn volk nooit alleen, maar Hij voedt ons op door ons met rampen te treffen. 17 Maar laten we, na dit in enkele woorden in herinnering te hebben gebracht, weer verdergaan met ons verhaal.
De marteldood van Eleazar
18 Eleazar, een van de belangrijkste schriftgeleerden, een man van hoge leeftijd met een voornaam uiterlijk, kreeg met geweld varkensvlees in zijn mond gestopt. 19-20 Hij spuwde het uit, zoals iedereen zou moeten doen die consequent weigert voedsel te eten waarvan men zelfs niet mag nemen wanneer zijn leven op het spel staat. Hij verkoos een eervolle dood boven een onrein leven en ging vrijwillig naar de pijnbank. 21 De mannen die toezicht hielden bij deze wetteloze offermaaltijden, kenden hem nog van vroeger. Daarom namen ze hem apart en raadden hem in vertrouwen aan om thuis bereid vlees te halen dat hij wel mocht eten, en dan net te doen alsof hij het door de koning verordende offervlees at. 22 Als hij dat deed, zou hij gevrijwaard zijn van de doodstraf en vanwege zijn oude vriendschap met hen lankmoedig behandeld worden. 23 Maar Eleazar nam een nobel besluit, passend bij zijn leeftijd, de hoge ouderdom die hij bereikt had en zijn eerbiedwaardige grijze haren, en geheel in de lijn van zijn van jongs af aan onberispelijke gedrag, en vooral ook in overeenstemming met de heilige, goddelijke wetgeving. Hij verklaarde dat men hem maar meteen naar het dodenrijk moest sturen en zei: 24 ‘Het zou mijn leeftijd onwaardig zijn wanneer ik huichelde en bij de jongeren de veronderstelling zou wekken dat ik op mijn negentigste jaar nog een heidense levensstijl had overgenomen. 25 Daarmee zou ik hen, omwille van het kleine beetje leven dat mij nog te wachten staat, op een dwaalspoor brengen en zelf een onreine smet op mijn ouderdom werpen. 26 Zelfs als ik voor het moment mijn menselijke straf zou ontlopen, zou ik nooit aan de greep van de Almachtige ontkomen, noch bij mijn leven, noch bij mijn dood. 27 Maar door nu met opgeheven hoofd het leven te verlaten, zal ik me mijn ouderdom waardig betonen 28 en de jongeren het edele voorbeeld stellen dat men omwille van de eerbiedwaardige, heilige voorschriften bereid moet zijn onverschrokken een nobele dood te sterven.’ Meteen na deze woorden ging Eleazar naar de pijnbank. 29 Degenen die hem even tevoren nog zo welwillend tegemoet waren getreden, behandelden hem nu vijandig, omdat ze het waanzin vonden wat hij had gezegd. 30 Vlak voor hij onder de slagen bezweek, verzuchtte hij: ‘De Heer, die beschikt over heilig inzicht, weet dat ik, die de doodstraf had kunnen ontlopen, nu weliswaar zo gegeseld word dat mijn lichaam ondraaglijke pijnen lijdt, maar dat mijn geest dit alles uit ontzag voor Hem blijmoedig ondergaat.’ 31 Zo stierf hij, en zijn dood was niet alleen voor de jongeren, maar voor bijna iedereen van ons volk een onvergetelijk voorbeeld van edelmoedigheid en deugd.
De Joodse godsdienst verboden
1 Niet lang daarna stuurde de koning de Athener Geron om de Joden te dwingen de tradities van hun voorouders af te zweren en niet langer naar Gods voorschriften te leven. 2 Door zijn toedoen werd de tempel in Jeruzalem ontwijd en genoemd naar Zeus Olympius, terwijl de tempel op de Gerizim op verzoek van de plaatselijke bevolking aan Zeus Xenius werd gewijd. 3 De schaamteloze verdorvenheid nam hand over hand toe. 4 Vreemdelingen namen de tempel in bezit en hielden er liederlijke braspartijen. Ze vermaakten zich met hoeren, hadden binnen de heilige muren gemeenschap met vrouwen en namen allerlei ongepaste zaken mee naar binnen. 5 Het altaar werd volgezet met goddeloze offergaven die strijdig waren met de voorschriften. 6 Het was niet langer geoorloofd om de sabbat in acht te nemen, de traditionele feesten te vieren of er zelfs maar voor uit te komen dat men Jood was. 7 Onder harde dwang werden de Joden verplicht om elke maand op het geboortefeest van de koning deel te nemen aan heidense offermaaltijden, en tijdens het feest ter ere van Dionysus moesten ze met klimop omkranst meelopen in de optocht voor Dionysus. 8 Op voorstel van Ptolemeüs werd in de omringende Griekse steden een decreet uitgevaardigd van soortgelijke strekking, waarin stond dat de Joden moesten deelnemen aan de heidense offermaaltijden 9 en dat wie niet bereid was om de Griekse levenswijze over te nemen, ter dood moest worden gebracht. Hoe moeilijk de tijden voor de Joden waren geworden, bleek wel 10 toen twee vrouwen werden opgebracht omdat ze hun zonen hadden laten besnijden: met hun zuigelingen aan hun borsten gehangen werden ze publiekelijk door de stad gevoerd en ten slotte van de muur naar beneden gegooid. 11 Een andere keer waren mensen vlak buiten de stad in grotten bij elkaar gekomen om heimelijk de zevende dag te vieren. Zij werden aan Filippus verraden en deze liet hen allen levend verbranden; want uit eerbied voor de heilige dag hadden ze zich niet willen verdedigen.

12 Ik roep mijn lezers op om zich door deze tragische gebeurtenissen niet te laten afschrikken, maar te bedenken dat deze straffen niet de ondergang, maar de opvoeding van ons volk ten doel hadden. 13 Het is immers een teken van grote goedheid wanneer zondaars niet te lang hun gang kunnen gaan, maar onmiddellijk worden gestraft. 14 De Heer heeft namelijk besloten ons anders te behandelen dan de andere volken: bij hen wacht Hij rustig met straffen tot ze de maat van hun zonden vol hebben gemaakt, 15 maar ons straft Hij al voordat we dat punt bereikt hebben. 16 Ons ontzegt Hij dus nooit zijn barmhartigheid; Hij laat zijn volk nooit alleen, maar Hij voedt ons op door ons met rampen te treffen. 17 Maar laten we, na dit in enkele woorden in herinnering te hebben gebracht, weer verdergaan met ons verhaal.
De marteldood van Eleazar
18 Eleazar, een van de belangrijkste schriftgeleerden, een man van hoge leeftijd met een voornaam uiterlijk, kreeg met geweld varkensvlees in zijn mond gestopt. 19-20 Hij spuwde het uit, zoals iedereen zou moeten doen die consequent weigert voedsel te eten waarvan men zelfs niet mag nemen wanneer zijn leven op het spel staat. Hij verkoos een eervolle dood boven een onrein leven en ging vrijwillig naar de pijnbank. 21 De mannen die toezicht hielden bij deze wetteloze offermaaltijden, kenden hem nog van vroeger. Daarom namen ze hem apart en raadden hem in vertrouwen aan om thuis bereid vlees te halen dat hij wel mocht eten, en dan net te doen alsof hij het door de koning verordende offervlees at. 22 Als hij dat deed, zou hij gevrijwaard zijn van de doodstraf en vanwege zijn oude vriendschap met hen lankmoedig behandeld worden. 23 Maar Eleazar nam een nobel besluit, passend bij zijn leeftijd, de hoge ouderdom die hij bereikt had en zijn eerbiedwaardige grijze haren, en geheel in de lijn van zijn van jongs af aan onberispelijke gedrag, en vooral ook in overeenstemming met de heilige, goddelijke wetgeving. Hij verklaarde dat men hem maar meteen naar het dodenrijk moest sturen en zei: 24 ‘Het zou mijn leeftijd onwaardig zijn wanneer ik huichelde en bij de jongeren de veronderstelling zou wekken dat ik op mijn negentigste jaar nog een heidense levensstijl had overgenomen. 25 Daarmee zou ik hen, omwille van het kleine beetje leven dat mij nog te wachten staat, op een dwaalspoor brengen en zelf een onreine smet op mijn ouderdom werpen. 26 Zelfs als ik voor het moment mijn menselijke straf zou ontlopen, zou ik nooit aan de greep van de Almachtige ontkomen, noch bij mijn leven, noch bij mijn dood. 27 Maar door nu met opgeheven hoofd het leven te verlaten, zal ik me mijn ouderdom waardig betonen 28 en de jongeren het edele voorbeeld stellen dat men omwille van de eerbiedwaardige, heilige voorschriften bereid moet zijn onverschrokken een nobele dood te sterven.’ Meteen na deze woorden ging Eleazar naar de pijnbank. 29 Degenen die hem even tevoren nog zo welwillend tegemoet waren getreden, behandelden hem nu vijandig, omdat ze het waanzin vonden wat hij had gezegd. 30 Vlak voor hij onder de slagen bezweek, verzuchtte hij: ‘De Heer, die beschikt over heilig inzicht, weet dat ik, die de doodstraf had kunnen ontlopen, nu weliswaar zo gegeseld word dat mijn lichaam ondraaglijke pijnen lijdt, maar dat mijn geest dit alles uit ontzag voor Hem blijmoedig ondergaat.’ 31 Zo stierf hij, en zijn dood was niet alleen voor de jongeren, maar voor bijna iedereen van ons volk een onvergetelijk voorbeeld van edelmoedigheid en deugd.