Tobias en Sara trouwen
1 Ze kwamen in Ekbatana aan. ‘Azarias,’ zei Tobias, ‘kun je me nu direct naar onze volksgenoot Raguel brengen?’ De engel bracht hem naar het huis van Raguel. Ze troffen hem daar zittend bij de deur van de binnenplaats. Ze groetten hem, waarop hij teruggroette: ‘Hartelijk welkom, broeders, moge het jullie goed gaan.’ Hij nam hen mee zijn huis in. 2 Tegen zijn vrouw Edna zei hij: ‘Wat lijkt die jongeman veel op mijn neef Tobit!’ 3 ‘Waar komen jullie vandaan, broeders?’ vroeg Edna. Ze vertelden haar dat ze tot de stam Naftali behoorden en als ballingen naar Nineve waren gevoerd. 4 ‘Kennen jullie onze neef Tobit?’ vroeg Edna. ‘Ja, die kennen we,’ zeiden ze. ‘Gaat het goed met hem?’ wilde Edna weten. 5 ‘Hij leeft nog en maakt het goed,’ antwoordden ze, en Tobias zei: ‘Hij is mijn vader.’ 6 Raguel sprong op, en met tranen in de ogen kuste hij Tobias. 7 ‘God zegene je, mijn jongen,’ zei hij, ‘je bent de zoon van een goede en rechtschapen vader. Wat is het toch verschrikkelijk dat zo’n rechtvaardig man, die anderen zo vaak tot steun is geweest, blind moest worden.’ Hij viel Tobias, zijn neef, om de hals, terwijl de tranen hem over de wangen stroomden. 8 Ook Edna moest om Tobit huilen en Sara, hun dochter, eveneens. 9 Raguel liet een ram uit zijn kudde slachten en onthaalde hen gastvrij.
Nadat ze hadden gebaad en hun handen hadden gewassen, gingen ze aanliggen om te eten. Tobias fluisterde tegen Rafaël: ‘Azarias, vraag aan Raguel of hij me Sara tot vrouw geeft.’ 10 ‘Neef,’ zei Raguel – die Tobias’ vraag had gehoord –, ‘eet, drink en geniet van deze avond. Jij bent de enige man die het recht heeft met mijn dochter Sara te trouwen; ik mag haar alleen aan jou geven, want je bent mijn naaste familielid. Maar ik moet je de waarheid vertellen. 11 Ik heb haar al aan zeven mannen uit mijn familie ten huwelijk gegeven, maar ze zijn allemaal in de huwelijksnacht gestorven, op het moment dat ze naar haar toe gingen. Geniet nu maar eerst van deze maaltijd, jongen. De Heer zal jullie bijstaan.’ Maar Tobias hield voet bij stuk: ‘Ik eet en drink helemaal niets voordat u deze zaak met mij geregeld hebt.’ ‘Goed,’ gaf Raguel toe, ‘dat zal ik dan nu doen. Ik geef je haar overeenkomstig het voorschrift in het boek van Mozes. Het is zo besloten in de hemel. Neem haar, je verwante, tot vrouw. Vanaf nu zul jij voor haar als een broer zijn en zij voor jou als een zus; vanaf nu hoort ze voor altijd bij jou. De Heer van de hemel zal jullie vannacht behoeden, mijn jongen. Moge Hij zich over jullie ontfermen en jullie vrede geven.’
12 Raguel liet zijn dochter roepen. Toen ze bij hem kwam, nam hij haar bij de hand en gaf haar aan Tobias met de woorden: ‘Neem haar tot vrouw overeenkomstig het voorschrift dat is opgetekend in het boek van Mozes. Zorg goed voor haar en breng haar gezond en wel bij je vader. Moge de God van de hemel jullie voorspoed en vrede geven.’ 13 Toen liet hij Sara’s moeder roepen, die hij om schrijfgerei vroeg. Hij stelde een huwelijkscontract op, waarin werd vastgelegd dat zijn dochter overeenkomstig het voorschrift in de wet van Mozes aan Tobias tot vrouw gegeven werd. 14 Daarna begonnen ze aan de maaltijd. 15 Raguel riep opnieuw zijn vrouw en zei: ‘Edna, wil jij de andere kamer in orde maken en Sara ernaartoe brengen?’ 16 Edna ging naar de kamer en maakte er een bed op, zoals Raguel haar gevraagd had. Ze moest huilen toen ze Sara de kamer binnenbracht, maar droogde haar tranen en zei: 17 ‘Houd moed, mijn dochter. Moge de Heer van de hemel je deze keer geen verdriet maar vreugde geven. Houd moed.’ Toen verliet ze de kamer.
Tobias en Sara trouwen
1 Ze kwamen in Ekbatana aan. ‘Azarias,’ zei Tobias, ‘kun je me nu direct naar onze volksgenoot Raguel brengen?’ De engel bracht hem naar het huis van Raguel. Ze troffen hem daar zittend bij de deur van de binnenplaats. Ze groetten hem, waarop hij teruggroette: ‘Hartelijk welkom, broeders, moge het jullie goed gaan.’ Hij nam hen mee zijn huis in. 2 Tegen zijn vrouw Edna zei hij: ‘Wat lijkt die jongeman veel op mijn neef Tobit!’ 3 ‘Waar komen jullie vandaan, broeders?’ vroeg Edna. Ze vertelden haar dat ze tot de stam Naftali behoorden en als ballingen naar Nineve waren gevoerd. 4 ‘Kennen jullie onze neef Tobit?’ vroeg Edna. ‘Ja, die kennen we,’ zeiden ze. ‘Gaat het goed met hem?’ wilde Edna weten. 5 ‘Hij leeft nog en maakt het goed,’ antwoordden ze, en Tobias zei: ‘Hij is mijn vader.’ 6 Raguel sprong op, en met tranen in de ogen kuste hij Tobias. 7 ‘God zegene je, mijn jongen,’ zei hij, ‘je bent de zoon van een goede en rechtschapen vader. Wat is het toch verschrikkelijk dat zo’n rechtvaardig man, die anderen zo vaak tot steun is geweest, blind moest worden.’ Hij viel Tobias, zijn neef, om de hals, terwijl de tranen hem over de wangen stroomden. 8 Ook Edna moest om Tobit huilen en Sara, hun dochter, eveneens. 9 Raguel liet een ram uit zijn kudde slachten en onthaalde hen gastvrij.
Nadat ze hadden gebaad en hun handen hadden gewassen, gingen ze aanliggen om te eten. Tobias fluisterde tegen Rafaël: ‘Azarias, vraag aan Raguel of hij me Sara tot vrouw geeft.’ 10 ‘Neef,’ zei Raguel – die Tobias’ vraag had gehoord –, ‘eet, drink en geniet van deze avond. Jij bent de enige man die het recht heeft met mijn dochter Sara te trouwen; ik mag haar alleen aan jou geven, want je bent mijn naaste familielid. Maar ik moet je de waarheid vertellen. 11 Ik heb haar al aan zeven mannen uit mijn familie ten huwelijk gegeven, maar ze zijn allemaal in de huwelijksnacht gestorven, op het moment dat ze naar haar toe gingen. Geniet nu maar eerst van deze maaltijd, jongen. De Heer zal jullie bijstaan.’ Maar Tobias hield voet bij stuk: ‘Ik eet en drink helemaal niets voordat u deze zaak met mij geregeld hebt.’ ‘Goed,’ gaf Raguel toe, ‘dat zal ik dan nu doen. Ik geef je haar overeenkomstig het voorschrift in het boek van Mozes. Het is zo besloten in de hemel. Neem haar, je verwante, tot vrouw. Vanaf nu zul jij voor haar als een broer zijn en zij voor jou als een zus; vanaf nu hoort ze voor altijd bij jou. De Heer van de hemel zal jullie vannacht behoeden, mijn jongen. Moge Hij zich over jullie ontfermen en jullie vrede geven.’
12 Raguel liet zijn dochter roepen. Toen ze bij hem kwam, nam hij haar bij de hand en gaf haar aan Tobias met de woorden: ‘Neem haar tot vrouw overeenkomstig het voorschrift dat is opgetekend in het boek van Mozes. Zorg goed voor haar en breng haar gezond en wel bij je vader. Moge de God van de hemel jullie voorspoed en vrede geven.’ 13 Toen liet hij Sara’s moeder roepen, die hij om schrijfgerei vroeg. Hij stelde een huwelijkscontract op, waarin werd vastgelegd dat zijn dochter overeenkomstig het voorschrift in de wet van Mozes aan Tobias tot vrouw gegeven werd. 14 Daarna begonnen ze aan de maaltijd. 15 Raguel riep opnieuw zijn vrouw en zei: ‘Edna, wil jij de andere kamer in orde maken en Sara ernaartoe brengen?’ 16 Edna ging naar de kamer en maakte er een bed op, zoals Raguel haar gevraagd had. Ze moest huilen toen ze Sara de kamer binnenbracht, maar droogde haar tranen en zei: 17 ‘Houd moed, mijn dochter. Moge de Heer van de hemel je deze keer geen verdriet maar vreugde geven. Houd moed.’ Toen verliet ze de kamer.