1 Een psalm van David, op de vlucht voor zijn zoon Absalom.

2 HEER, hoe talrijk zijn mijn belagers,
velen vallen mij aan,
3 velen zeggen van mij:
‘God zal hem niet redden.’ sela

4 U, HEER, bent een schild om mij heen,
U bent mijn eer, U houdt mij staande.
5 Roep ik tot de HEER om hulp,
Hij antwoordt mij vanaf zijn heilige berg. sela

6 Ik ga liggen, val in slaap
en word wakker – de HEER beschermt mij.
7 Ik vrees de tienduizenden niet
die mij aan alle kanten omringen.

8 Sta op, HEER, red mij, mijn God,
sla mijn vijanden in het gezicht,
breek de tanden van de wettelozen.
9 Bij U, HEER, is redding,
uw zegen rust op uw volk. sela
1 Een psalm van David, op de vlucht voor zijn zoon Absalom.

2 HEER, hoe talrijk zijn mijn belagers,
velen vallen mij aan,
3 velen zeggen van mij:
‘God zal hem niet redden.’ sela

4 U, HEER, bent een schild om mij heen,
U bent mijn eer, U houdt mij staande.
5 Roep ik tot de HEER om hulp,
Hij antwoordt mij vanaf zijn heilige berg. sela

6 Ik ga liggen, val in slaap
en word wakker – de HEER beschermt mij.
7 Ik vrees de tienduizenden niet
die mij aan alle kanten omringen.

8 Sta op, HEER, red mij, mijn God,
sla mijn vijanden in het gezicht,
breek de tanden van de wettelozen.
9 Bij U, HEER, is redding,
uw zegen rust op uw volk. sela