1 Voor de koorleider. Op de wijs van De achtste. Een psalm van David.

2 Grijp in, HEER! Niemand is nog trouw,
geen mens spreekt nog waarheid.
3 Ze beliegen elkaar allemaal,
vals en verraderlijk is hun woord.

4 HEER, snijd hun valse tongen af,
snoer de monden vol grootspraak
5 die zeggen: ‘Met onze tong zijn we sterk,
onze mond helpt ons, wie kan ons aan?’

6 Zwakken en armen zuchten onder het geweld.
‘Om hen sta Ik op,’ zegt de HEER,
‘Ik breng de redding die zij verlangen.’
7 De woorden van de HEER zijn zuiver
als zilver, gesmolten in de smeltkuil,
gelouterd tot zevenmaal toe.

8 Behoed hen, HEER,
bescherm hen steeds tegen dat volk.
9 Overal sluipen verraders rond
en onder de mensen verbreidt zich het kwaad.