1 Toen droogde Anna haar tranen.
Naar Medië
2 Tobias ging samen met de engel op weg. Zijn hond kwam achter hem aan en ging met hen mee. De eerste nacht sliepen ze bij de Tigris. 3 Toen Tobias de rivier in ging om zijn voeten te wassen, dook er plotseling een grote vis uit het water op die naar zijn voet hapte. De jongen schreeuwde het uit, 4 maar de engel riep: ‘Grijp die vis, laat hem niet ontsnappen!’ De jongen kreeg de vis te pakken en bracht hem op het droge. 5 ‘Snijd hem open,’ zei de engel, ‘en haal de gal, het hart en de lever eruit. Bewaar die goed, want het zijn goede medicijnen. De rest van de ingewanden kun je weggooien.’ 6 Tobias sneed de vis open en legde de gal, het hart en de lever apart. Daarna roosterde hij de vis en at er een deel van op. De rest zoutte hij in voor onderweg. De volgende ochtend reisden ze samen verder. Toen ze niet ver meer van Medië waren, 7 vroeg Tobias aan de engel: ‘Azarias, waartegen zijn het hart, de lever en de gal van die vis een medicijn?’ 8 De engel antwoordde: ‘Als iemand wordt gekweld door een demon of een kwade geest, moet je het hart en de lever in zijn of haar aanwezigheid verbranden. Dan vlucht de kwade geest weg van die persoon en komt hij nooit ofte nimmer meer terug. 9 De gal moet je in de ogen smeren van iemand die witte vliezen op zijn ogen heeft; als je dan op die vliezen blaast, kan hij weer zien.’
10 Ze kwamen in Medië. Toen ze vlak bij Ekbatana waren, 11 zei Rafaël tegen de jongen: ‘Tobias, luister.’ ‘Wat is er?’ vroeg Tobias. Rafaël zei: ‘We kunnen voor vannacht het beste onderdak zoeken bij Raguel. Die is familie van je. Hij heeft een dochter, die Sara heet. 12 Verder heeft hij geen zonen of dochters, Sara is zijn enige kind. Jij bent haar van iedereen het naast verwant en hebt dus het recht met haar te trouwen en haar vaders bezittingen te erven. Het is een verstandig, dapper en buitengewoon mooi meisje en haar vader is een goed mens. 13 Het komt jou toe haar tot vrouw te nemen. Luister nu naar wat ik zeg. Ik zal vanavond met de vader over het meisje spreken, we zorgen ervoor dat ze jouw bruid wordt. Dan vieren we de bruiloft wanneer we terug zijn uit Rages. Ik weet dat Raguel haar niet aan jou kan weigeren of aan een ander kan beloven. Daar staat volgens het voorschrift in het boek van Mozes de doodstraf op. Het is hem bekend dat jij van alle mannen als eerste in aanmerking komt om haar tot vrouw te nemen. Dus luister goed naar me: vanavond zullen we over het meisje spreken en jullie huwelijk regelen. Zodra wij dan terug zijn uit Rages nemen we haar mee naar je huis.’ 14 Maar Tobias wierp tegen: ‘Azarias, ik heb gehoord dat ze al aan zeven mannen is uitgehuwelijkt en dat die allemaal in de huwelijksnacht zijn omgekomen toen ze in het bruidsvertrek naar haar toe gingen. Ik heb begrepen dat ze gedood zijn door een demon. 15 Ik ben bang. Haar doet hij geen kwaad, maar hij doodt elke man die bij haar probeert te komen. Ik ben mijn vaders enige kind. Als ik sterf, zullen mijn vader en moeder vol verdriet naar hun graf afdalen. En ze hebben geen andere zoon die hen kan begraven.’ 16 Rafaël antwoordde: ‘Je bent de lessen van je vader toch niet vergeten? Heeft hij je niet opgedragen met een vrouw uit zijn familie te trouwen? Maak je geen zorgen over die demon. Trouw met Sara. Ik verzeker je dat ze je nog deze nacht tot vrouw gegeven wordt. 17 Als je in het bruidsvertrek bent, moet je het hart en een stuk van de lever van de vis op de brandende wierook leggen. Als de geur zich verspreidt 18 en de demon die ruikt, slaat hij op de vlucht, en dan komt hij nooit ofte nimmer meer bij haar terug. Maar voordat je met haar slaapt moeten jullie allebei eerst opstaan om tot de Heer van de hemel te bidden. Vraag Hem of Hij zich over jullie ontfermt en jullie beschermt. Wees niet bang, want ze was al vóór het begin der tijden voor jou bestemd. Jij zult haar redden, ze zal met jou mee naar huis gaan. Je zult vast en zeker kinderen bij haar krijgen, en die zullen voor jou de plaats van broers en zussen innemen. Dus maak je nergens zorgen over.’ Toen Tobias dit hoorde, toen hij Rafaël hoorde zeggen dat Sara tot de familie van zijn vader behoorde, hield hij meteen zielsveel van haar. Vanaf dat moment was ze steeds in zijn gedachten.
© 2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap