1 Velen zondigen om geld,
wie probeert zijn bezit te vergroten, knijpt soms een oogje toe.
2 Zoals een pin zich in de voegen tussen de stenen boort,
zo wringt de zonde zich tussen verkoop en koop.
3 Als je vermogend bent, maar geen ontzag hebt voor de Heer,
gaat je huis in een oogwenk te gronde.

4 Als je een zeef schudt komt er afval tevoorschijn,
als een mens spreekt komt de drek van zijn gedachten naar boven.
5 Zoals het vaatwerk van een pottenbakker in de oven getoetst wordt,
zo toets je een mens aan zijn uitspraken.
6 Zoals je aan de vruchten van een boom de teler kent,
zo ken je aan de overwegingen van een mens zijn bedoelingen.
7 Prijs een mens niet vóór je zijn overwegingen gehoord hebt,
want daaraan wordt een mens getoetst.

8 Als je rechtvaardigheid nastreeft zul je haar ook vinden,
je kleedt je in rechtvaardigheid als in een prachtig gewaad.
9 Vogels nestelen bij hun soortgenoten,
de waarheid komt altijd terug bij wie haar huldigt.
10 Een leeuw loert op zijn prooi,
de zonde op hen die onrecht begaan.
11 Wat een vroom mens vertelt is altijd wijsheid,
maar een onverstandig mens is zo wisselvallig als de maan.
12 Blijf niet te lang onder domme mensen,
maar let onder verstandige mensen niet op de tijd.
13 Wat dwazen vertellen, wekt grote ergernis,
hun gelach is een zondig gebulder.
14 Het gepraat van mensen die voortdurend zweren
doet de haren te berge rijzen;
bij hun geruzie stopt men de oren dicht.
15 Het geruzie van hoogmoedigen is als bloedvergieten,
hun getier doet pijn aan de oren.
Onbetrouwbaarheid
16 Wie geheimen verraadt, verspeelt vertrouwen,
hij vindt nooit een vriend naar zijn hart.
17 Houd van je vriend en wees hem trouw,
maar als je zijn geheimen verraadt,
blijf dan niet achter hem aan lopen.
18 Want zoals een mens die iemand aan de dood heeft verloren,
zo ben jij na het verlies van zijn vriendschap.
19 En zoals men een vogel laat ontkomen uit de hand,
zo heb jij je vriend laten gaan, en je krijgt hem nooit meer terug.
20 Ga hem niet achterna, want hij is verdwenen,
hij is weggevlucht als een gazelle uit een strik.
21 Een wond kun je verbinden,
een scheldpartij kun je goedmaken,
maar wie een geheim verraadt, kan alle hoop laten varen.

22 Wie heimelijk een knipoog geeft, heeft kwaad in de zin,
wie dat doorheeft, gaat zo iemand uit de weg.
23 Hij spreekt vriendelijke woorden tegen je
en bewondert wat je zegt,
maar naderhand spreekt hij heel anders
en misbruikt je woorden tegen jou.
24 Veel verafschuw ik, maar niets zo diep als zo iemand;
ook de Heer verafschuwt hem.
25 Wie een steen omhooggooit, krijgt hem op zijn hoofd,
een verraderlijke slag verwondt ook jezelf.
26 Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in,
wie een valstrik zet, wordt er zelf in gevangen.
27 Als iemand kwaad doet treft het hem zelf,
en hij begrijpt niet eens waar het vandaan komt.
28 Een hoogmoedig mens spot en hoont,
maar wraak loert op hem als een leeuw.
29 Wie vreugde vindt in de ondergang van vrome mensen
raakt in een valstrik, pijn verteert hem voor hij sterft.
Wrok en woede
30 Ook wrok en woede zijn afschuwelijk,
een zondig mens geeft eraan toe.